Oscar Lewis veronderstelde het bestaan van een Cultuur van Armoede onder arme mensen van alle landen in de wereld.
Lewis beweerde dat de culturele overeenkomsten onder de armen zich voordeden, omdat ze “standaard aanpassingen waren aan dagelijkse problemen”. De Cultuur van Armoede is zowel een aanpassing als een reactie van armen op hun marginale positie in de hiërarchische op basis van klasse gestructureerde maatschappij, een hoog individualistische en kapitalistische maatschappij.
De sombere conclusie van Lewis t.a.v de migratie van het platteland naar de stad, wordt door hem bevestigd in The children of Sánchez op pag XXIX.: “Despite the increased production and the apparent prosperity …the disparity between (de laagste en de hoogste klasse) …is made more striking.” “A chronic inflation since 1940 has squeezed the real income of the poor ..the cost of living has risen five times since 1939.” Toch maakt hij niet expliciet dat zijn sombere verwachtingen t.a.v. migratie misschien voortkomen uit de constructie van zijn verslaglegging, waarvan de basis is het idee van een continuüm tussen de situatie op het platteland en de stad.
Lewis blijft erbij dat het fenomeen van The Culture of Poverty voorkomt over de hele wereld: “It seems to me that the Culture of Poverty has some Universal characterstics, which transcend regional, rural-urban, and even national differences.” (Pag. XXV) Hij verbindt het bestaan van de Culture of Poverty met de historische ontwikkeling van het kapitalisme. Maar dan niet alleen een ontwikkeling die de arbeidersklasse doormaakt, maar ook delen van de boerenbevolking, delen van de handelsklasse, ambachtslieden en mensen … “usually referred to as the lumpenproletariat”(pag xxv).
De vraag is hoe hij tot deze conclusie komt, op basis van zijn verzameld materiaal of door de latere rangschikking ervan? Zou het continuüm zoals hij dit gebruikt voor het rangschikken van zijn materiaal niet al deze conclusies in zich hebben. In dat geval zou het verslag de artistieke uitdrukking zijn van zijn oprecht gevoeld onbehagen in het Mexicaanse socialistische ontwikkelingsmodel, dat na 1968 na de Olympische spelen en de studenten opstanden nieuw leven werd ingeblazen. Lucht, en frustrerend ondoelmatig.
Pas op het in eind van The children van Sánchez werd me duidelijk dat op dit boek hetzelfde procédé is toegepast als op Five Families. Gaat het in Five Families om een op z’n zachts gezegd sceptische houding t.a.v migratie, in The children of Sánchez gaat het om eenzelfde houding t.a.v. ontwikkelingshulp. Met enige fantasie zijn de levensverhalen van de kinderen van Sánchez een metafoor voor ontwikkelingshulp. Vader Sánchez geeft zijn kinderen precies genoeg om in leven te blijven. Telkens als ze dreigen zich te ontwikkelen tot iets waarover hij geen controle meer heeft, onthoudt hij ze de hulp, die daarvoor nodig zou zijn. Hij geeft niet genoeg geld, om een militaire opleiding te volgen, hij stuurt ze het huis uit als ze nog maar net hun diploma stenografie hebben gekregen. De rest weet hij dom te houden door ze dat met grote regelmaat voor te houden! En natuurlijk bouwt hij huisjes voor zijn kinderen, om ze afhankelijk van hem te houden. Wat doet het met de kinderen als een vader telkens met een vrouw gaat samenwonen die bijna even oud is als zijn oudste dochter? Toch treft Sánchez geen blaam, want hij heeft het beste met zijn kinderen voor.
The children of Sánchez, Sánchez: 499.
“I want to leave them a room, that’s my ambition; to build that little house, one or two rooms or three so that each child will have a home and so they can live there together. But they don’t want to help me.”
Geïnspireerd op de Hut van Oom Tom, lijkt dit op de houding van Amerika t.o.v. Mexico. Kwam Amerika Mexico niet te hulp, toen het tijdens de Tweede Wereldoorlog en vlak daarna teveel keek naar de zuidelijke buren (o.a. Columbia) om zich te ontwikkelen? Kreeg het niet precies genoeg geld om een kleine elite tevreden te houden, een elite die er tegelijkertijd voor zorgde dat de massa zich niet kon ontwikkelen. Een massa die als eerste zich had geroerd in 1910 om het beleid van het land radicaal te veranderen. En het is dan ook schokkend om in een onderzoek uit omstreeks 1960 van Oscar Lewis te lezen, dat aan “werk” geen waarde wordt toegekend! Geld is wat telt: dat je ook nog iets wilt bereiken door iets te maken, is een onbegaanbare weg geworden.
Je kunt eigenlijk alleen concluderen: een revolutie heeft geen geweten. De revolutie heeft niet gebracht dat een arbeider gewaardeerd wordt om wat hij produceert, maar heeft van hem de grootste loser gemaakt, die er bestaat. Het arbeider-zijn bevestigt dat hij niet voor zichzelf kan opkomen. Ook niet na de revolutie van de arbeider!
The children of Sánchez, Roberto: 389.
“I don’t claim to know much about freedom, except that I have been free all my life and have done what I always felt like doing. But when I was working in the factory I was no longer free because they forced me to register to vote, and they sent around circulars telling us we must vote for the government party. The vote is secret but they threatened us with a three-day no-work punishment if we didn’t vote their way. For me this is no longer the principle of free elections. It is anti-constitutional, but that is nothing to be surprised at any more. Frankly, I don’t care which candidate gets it, because either one of them will rob the people.”
The children of Sánchez, Manuel: 349.
“If I go into a restaurant, I don’t order beans, I order a fried steak or a couple of eggs. If I want to sit down, I sit; if I don’t feel like getting up in the morning, I sleep. Yes, the best heritage I can leave my children is to teach them how to live. I don’t want them to be fools…..I swear by my mother, I won′t let them become ordinary workers.”
Handel lijkt een uitkomst, net zoals zoveel economen uit die tijd in het Dependenciamodel (André Gunder Frank: The Development of Underdevelopment, 1966) allereerst voorstonden dat ontwikkelingslanden zich moesten losmaken uit afhankelijk makende handelsrelaties. Maar dat dat op microniveau ook niet zo gemakkelijk is, blijkt uit de hieronder staande passage uit The children of Sánchez, getiteld “Dan maar de handel in……”.
Deze (eigenlijk twee) reconstructie(s) werp(en)t vragen op t.a.v. de betrouwbare interpretatie van de onderzoeksgegevens door Oscar Lewis. Heeft hij de resultaten niet teveel in de boodschap gewrongen die hij wilde vertellen? Je kunt ook zeggen: hij liet de interpretatie van uitkomsten niet doelloos en zinloos over aan bestuurders die hierin wel een voordeel voor zichzelf zagen, wegwuivend het algemene belang. Je kunt eigenlijk hiervan alleen zeggen, dat ook nu weer, in The children of Sánchez, Oscar Lewis expliciet had moeten zijn in het aangeven van het kader waarin hij de gegevens dacht onder te moeten brengen.
Toch legt de werkwijze van Oscar Lewis de basis voor een nieuwe sociologische benadering van een verwaarloosd wereldprobleem: de armoede. En hij stelt de vragen op de juiste manier: als het het kapitalisme is waaruit deze ontwikkeling voortkomt, dan moet er een verandering van binnenuit tot stand komen. Is het niet een ontwikkeling van binnenuit, maar het restgevolg van voorbijgaande aard, dan kan op het juiste moment worden ingegrepen om een positieve economische ontwikkeling op gang te brengen. Eigenlijk is op deze vragen nooit een antwoord gekomen.
The children of Sánchez, Manuel: 349.
“I have often asked myself, what is worth more at the end of one’s life, the things one has accumulated or the satisfactions one has experienced? I believe that the human experience is worth more, no? And although I have worked all my life, now, when I want to go somewhere, I go in a taxi, I never travel in a bus. But it wasn′t all easy going at the market. The market administration sometimes askes traders for their credentials, to force us to join a union, see? The market superintendent is in cahoots with all of them…There I have my merchandise spread out on the floor and the guards come and take it away, so I argue with them, see? ‘You pick this up at the office,’ he says. ‘You don’t belong to any organization and you don’t have any card.’ ‘Look, you, leave my stuff alone or I’ll knock the shit out of you,’ I say. ‘The market wasn’t built for you sons-of-bitches or for the organizations.’ ‘Go, talk it over with the superintendent,’ he tells me. ‘No,’ I say, ‘he is just here to collect money for the government…’ The police agents have their own buyers of stolen goods, who they sell your stuff to after they find it. Some policemen come personally to market to sell “hot” articles. I have bought things from them, because it’s safe, since they present Justice, no?”
De artistieke inslag van het werk lijkt mensen aan te spreken, ook mensen die niet meteen in sociologie zijn geïnteresseerd. Dit is beleidvoorbereidend onderzoek dat zich niet baseert op statistische getalletjes die gedraaid worden naar het goeddunken van beleidmakers zonder enige statistische kennis. Hier staat het recht toe recht aan, en aan de conclusies is geen ontkomen aan, omdat het geen gedraai (hoewel dat wel is geprobeerd) toelaat. Als beleidsinstrument probeert het onderzoek iedereen bij de resultaten te betrekken, zoals het bij goed antropologisch onderzoek betaamt en het eigenlijk bij elk onderzoek zou moeten gebeuren. Lewis richt zich niet op de top en de beleidmakers. Hij is bezorgd om wat er gebeurt daar onderaan in de maatschappij. Deze onderzoekshouding is in de jaren ′60 – ′70, tot bloei gekomen en is daarna verworden tot literatuur of statistisch beleidsonderzoek. Lewis slaagde er niet in zijn “lumpenproletariaat” te bereiken en te motiveren zich aan hun armoede te ontworstelen. Hun cultuur was meer dan alleen economisch, zoals hij zelf terecht opmerkte. Erin ondergedompeld te leven heeft kenmerken van een verslaving, vergelijkbaar met de wens steeds te willen ervaren te moeten overleven in deze maatschappij, als een dier in de jungle?
De betrokkenheid tussen onderzoeker en onderzoekspopulatie kan tegenwoordig dankzij het internet aanzienlijk worden verbeterd, niet alleen zoals Maurice de Hond dat doet met de statistiek, maar ook door commentaar te vragen op een gebeurtenis in woorden. Door een bepaald existentieel moment centraal te stellen en daarop commentaar te vragen, krijg je ons event-book. Nu moet het nog functioneren. Schrijven blijkt een veel grotere barrière dan ik van tevoren heb bedacht.