Oscar Lewis veronderstelde het bestaan van een Cultuur van Armoede onder arme mensen van alle landen in de wereld.
Lewis beweerde dat de culturele overeenkomsten onder de armen zich voordeden, omdat ze “standaardaanpassingen waren aan dagelijkse problemen”. De Cultuur van Armoede is zowel een aanpassing als een reactie van armen op hun marginale positie in de hiërarchische op basis van klasse gestructureerde maatschappij, een hoog individualistische en kapitalistische maatschappij.
Omdat het eigenlijk om een literair document gaat, kun je hierop een literaire analyse los laten. Dat wil zeggen je gaat je verdiepen in de reden, waarom Lewis deze verhalen in die volgorde heeft gepubliceerd. Daarmee moet hij een bedoeling hebben gehad. Die bedoeling zullen we waarschijnlijk nooit met zekerheid kennen, toch kunnen we proberen die te achterhalen.
Mijn idee waarom hij voor deze volgorde heeft gekozen, is dat het beginverhaal en het laatste verhaal liggen op de extremen van een continuüm. Een manier van denken die in die dagen erg populair was(zie Ralph Linton: The study of man, 1936 en 1964, pag. 389). Een continuüm was meestal meer dan een lijn tussen twee extremen; vaak lag aan de keuze van de extremen een richting waarin een ontwikkeling zich zou kunnen voltrekken ten grondslag.
Het continuüm is dat van het platteland (fam. Martinez) enerzijds en de stad anderzijds (fam Castro). Het eerste gezin leeft in armoedige (niet de armoedigste) financiële omstandigheden, terwijl het laatste gezin heel erg rijk is. Cultureel is het andersom: het eerste gezin kent en respecteert zijn culturele achtergrond (houdt de Indiaanse taal in ere), terwijl het laatste gezin (Castro), schatrijk, afglijdt naar een soort Amerikaans model. Beide aspecten (de materiële en de culturele armoede) zijn in de ogen van Lewis even erg. De drie overige gezinnen zouden tussenposities moeten zijn in de overgang van het platteland naar de stad.
Kunnen we die tussenposities ook hierin terugvinden? Zoals gezegd heeft de tweede familie (Gomez) nog contacten met het dorp waarin het eerste gezin leeft. Dit zou je een materieel contact kunnen beschouwen, waarmee dit tweede gezin nog aan het platteland is gebonden. Het gezin Gomez woont in een sloppenwijk met een muurtje eromheen. Een zoon leeft van de misdaad en omringt zich met bendeleden. De vader en de oudste zoon hebben een vast inkomen, waardoor je de familie toch wel een beetje als bevoorrecht zou kunnen beschouwen ten opzichte van het derde gezin, waarvan de man leeft als een kleine zelfstandige, wat hem niets opbrengt. Zijn vrouw is zijn vangnet. Qua zelfstandigheid gaat het derde gezin al richting het rijke eind van het continuüm, terwijl je ze toch eigenlijk als het armste gezin van de vijf gezinnen moet beschouwen. Het armste gezin vormt het midden van het continuüm. Het vierde gezin lijkt ook zijn plaats in het continuüm te hebben gevonden: de man is weliswaar geen eigen baas, maar chef van een winkelketen, en hij heeft al maar meer geld over te besteden, omdat het zijn droom is in de toekomst voor zijn jongste vrouw (Delila) een huis buiten de stad te kunnen gaan bouwen. Het rijkste gezin, dat woont in de buitenwijken van Mexico city, komt op het eind van de serie.
Kortom, inderdaad het continuüm zou het achterliggende idee bij Lewis geweest kunnen zijn voor de volgorde, waarin hij de verslagen heeft gepubliceerd. Toch wringt zich hier ook de schoen, omdat door de overdaad aan kleine feitjes die je nu eens aan het ene eind van het continuüm zou plaatsen, dan weer aan het andere eind, je de indruk krijgt dat de motor van ontwikkeling ontbreekt. Er is geen motief meer waardoor de mensen uit een armoedige situatie zich kunnen ontworstelen. En daarmee komt het achterliggende idee van ontwikkeling op losse schroeven te staan, vooral ook omdat het laatste gezin geen prikkel is om je zó te willen ontwikkelen. Dat is eerder een verschrikking die je te wachten staat, dan iets waarvoor je leeft. Met het in deze volgorde plaatsen van deze verslagen, laat Lewis ook uitkomen, wat hij zelf al dacht, nl. dat er een armoedecultuur bestaat, waaruit je je niet gemakkelijk kunt losmaken.
Een cultuurkring is een begrip uit de culturele antropologie. Een cultuurkring is een geografische streek in een bepaald tijdperk gekarakteriseerd door een wezenlijke (substantiële) eenvormigheid in omgeving en cultuur. Het begrip maakte opgang onder museumcurators als Wissler (1921-1923) en Kroeber (1925) in de verenigde staten vanaf het einde van de negentiende eeuw. Kritiek op “de cultuurkring” is dat de classificatie willekeurig is. Het begrip “de cultuurkring” geniet de laatste tijd een vorm van herwaardering vanwege het praktische en theoretische belang hiervan dat wordt gegenereerd, doordat sociale wetenschappers meer onderzoek doen in de processen van culturele globalisering.
De “Kulturkreislehre” werd in 1898 door Leo Frobenius als volkenkundige theorie geïntroduceerd. Hij ging er in deze theorie vanuit dat er een zich in de tijd steeds verder ontwikkelende “cultuur van de mens” bestond. Dit leidt tot de rassentheorieën van Christoph Meiners, die op hun beurt Hitler in zijn idee van “Herrenmenschen” weet te bevestigen. Overigens nam Frobenius zelf al vlug afstand van zijn theorie door hem als te mechanisch te verwerpen. In Amerika ontwikkelde zich deze theorie als praktisch instrument voor het inrichten van musea, zoals tot op de dag van vandaag te zien in het Museum of Natural History.
In de Mexicaanse levensverhalen van Oscar Lewis valt op dat vrouwen zowel door mannen gewelddadig onderdrukt worden, als door bijverdiensten zich in een zekere mate hebben vrijgevochten. Mij deed dit denken aan de positie van een bepaalde groep traditiegetrouwe Surinaamse en Antilliaanse vrouwen. Aangezien deze positie vaak wordt gezien als een gevolg van een uit de slavernij meegebrachte culturele erfenis, vond ik de overeenkomst met de positie van vrouwen in Mexico-stad frappant. Immers in Mexico zijn nauwelijks slaven geïmporteerd.
Een volgende stap in mijn denken hierover, was het zien van deze overeenkomst als een aanwijzing van het bestaan van een meso-amerikaanse cultuurkring, waarvoor behalve aangehaalde positie van de vrouw, volgens mij, geen enkele aanleiding is. Toch brengt ons dit tot een interessante theoretische overweging t.a.v. het werk van Oscar Lewis. In hoeverre heeft de Amerikaanse antropologische erfenis, die zwaar leunt op het begrip “cultuurkring”, overgenomen uit een twijfelachtige etnografische Duitse benadering die zelfs Hitler inspireerde, Oscar Lewis ertoe verleidt in een kritisch gebaar deze erfenis resoluut en absoluut af te wijzen?
Stel dat hij deze erfenis wilde afwijzen, dan had hij dit in principe toch ergens kenbaar moeten maken, om te voorkomen dat mensen als ik denken te ontdekken dat er in zijn werk niet zozeer sprake is van een “culture of poverty” maar van een “culture area”. Oscar Lewis zou naar mijn idee dus een poging gedaan hebben om van een positivistische methodologie over te stappen naar een min of meer marxistische methodologie (die nog steeds niet bestaat). Zoals veel uit deze tijd en de tijd vlak daarop is deze poging niet alleen gekenmerkt door een enorme ambitie maar ook door een zichzelf overschattend falen. Met andere woorden al schrijvend werd hij zich bewust van zijn falen, net als Samuel Beckett. En laat je dat merken?
Het interessante van deze overweging zit hem in het feit dat het Oscar Lewis in zijn tijd plaatst, en laat zien waar zijn inspiratiebronnen liggen. En we kunnen dan constateren dat hij deel uitmaakt van het breukvlak dat zich op het eind van de Koude Oorlog ontwikkelt en denkt een geheel nieuwe wereldorde tot stand te kunnen brengen. Het feit dat in deze tijd van globalisering, ineens ook weer het idee van de cultuurkring aan belangstelling wint, is dan ook naar mijn idee een teken aan de wand. Wij zijn weer volop terug bij een situatie waaraan de breukvlakkers dachten te kunnen ontsnappen.