Josph Lépine
vertelt het verhaal van Jean-Paul DZOUKOU-NEWO:
Een mars naar de vrijheid.
Klik op de cursieve tekst hierboven om de Franse tekst ernaast te kunnen houden.
De emigratie uit de streken ten zuiden van de Sahara.
« Jean-Paul DZOKOU-NEWO :Dit verhaal is een andere invalshoek op het verhaal “Antonia”
en het verslag van:
John Dau′s vlucht uit Dafur.
Het is tijd om te vertrekken uit Algiers, via Oran, Marnia. Daar, aan de rand van een Wadi (een rivierbedding) verblijven veel jongeren om de oversteek naar Spanje, via de Middellandse Zee te wagen.
Binnenkort is het bijna twee decennia geleden dat de grens met Algerije is gesloten en die situatie duurt nog steeds voort. Echter, niets, is waterdicht. De oversteek naar Marokko vindt illegaal plaats via bergpaden. Historisch zijn de omgeving van Algerijns Oran en de streek in het oosten van Marokko nauw aan elkaar gelieerd, ze hebben veel overeenkomstigs, ze delen referentiecriteria: familiebanden, een goed georganiseerde smokkel die de tand des tijds heeft doorstaan.
Het onafhankelijk worden van beide landen, Algerije en Marokko, heeft een confrontatie niet kunnen voorkomen, een zo′n twistappel is het gevolg van de aanwezigheid van het Polisario op Algerijns grondgebied. Men wacht allang op een regeling; ondertussen lopen de kosten en het aantal doden op. Zal een referendum een oplossing bieden?
Ook is in de afgelopen jaren de emigratie uit de landen ten zuiden van de Sahara geïntensiveerd onder steeds moeilijkere omstandigheden.
De verplichte terugkeer brengt veel problemen met zich mee zowel humanitaire als politieke, economische, culturele, zonder een adequaat antwoord op het niveau van de betrokken staten. Ten grondslag hieraan ligt dat geweld vaak een voortvloeisel is van armoede en onrecht.
Er zijn zulke grote discrepanties tussen ontwikkelingslanden, te lang aangeduid met de term Derde Wereldlanden …… tussen de onderontwikkelde en de zogenaamde ontwikkelde landen. En dan bestaat er ook nog een onaanvaardbare overheersing van rijke landen over arme landen. Waar bestaat echte rijkdom? Blijft de mens, in al zijn essentiële kenmerken van cultuur, beschaving, wel in het middelpunt staan van billijke reflectie, zonder hypocrisie, zonder ironie, zonder verminking?
In deze context, komend uit Algiers, begeeft Jean-Paul zich met een paar kameraden naar de Marokkaans-Algerijnse grens... een probleem nog voordat het Marokkaanse grondgebied wordt betreden.
Zonder papieren houdt dat nog steeds in dat er sprake is van illegale grensoverschrijding. Hebben ze niet diep in hun hart een groot verlangen om erin te slagen ook de Middellandse Zee, oh zó dichtbij, over te steken?
Er vormen zich groepjes, die aan elkaar gewaagd vastbesloten op weg gaan. Hoe ze de grens zullen oversteken staat echter nooit tevoren vast. Het pad ontrolt zich voor hen al vorderend onder weg. De politie doet z′n werk evenals anderen, zwendelaars met messen, gewetenloze boeven tot alles in staat. Als je je verzet, gooien ze je een scherp mes in de buik. Bij een beroving gaat het om alles en niets: een horloge, een laptop, een kledingstuk, en wat al niet zo meer. Geld is goud waard …… een soort buit. Het innerlijke verzet van de illegaal, ook als hij kwetsbaar is, zet zich in hem vast, ongewild.
De oversteek van Algerije naar Marokko is gelukt. Ditmaal zonder grote incidenten. Het gevaar te worden teruggestuurd is er nu niet. Maar je moet constant op je hoede zijn. Je kunt dit avontuur alleen in kleine groepen beperkt tot drie of vier personen met succes doorstaan. Jean-Paul slaat de weg naar Nador in, waarbij hij de stad Oujda links van zich laat liggen. 140 kilometer te voet in vijf dagen, een nieuw verschrikkelijk avontuur.
We hebben, zei Jean-Paul, om ons te oriënteren als houvast de Rijksweg, die met de elektriciteitspalen, in de verte. De Marokkaanse bevolking is welwillend jegens ons. Ze verwelkomen ons, vatten sympathie voor ons op. Wanneer we willen rusten, op de grond, in het veld, bij het vallen van de nacht, benaderen groepjes mensen ons en ondersteunen de reizigers die we zijn, door ons in onze behoefte aan voedsel te voorzien, stellen ons gerust.(WtM: Islamitisch gebod op gastvrijheid voor reizigers.) En onze vermoeidheid helpt ons de slaap te vatten. Een gekwelde geest geeft zich over aan piekeren.
Kan ik het looptempo volhouden? Mijn voeten zijn opgezwollen, mijn hoofd is bij tijden helemaal leeg, angst voor de politie en de eventuele gedwongen terugkeer ontmoedigen mij. Als de politie eraan komt, soms als bij een verrassingsaanval, moet ik rennen, terwijl ik kapot ben. Zullen we wel komen waar we willen? Degenen die deze tocht al eens hebben gemaakt vertellen er niet bij hoelang je echt onder weg bent. We moeten zwoegen, ons ten einde raad wanhopig inspannen.
In de regio Berkane, een plaats waar je niet omheen kunt, moedigen mensen ons aan en geven blijk van veel respect. Op een gegeven moment werd ik onderweg ziek, ik kon niet meer volgen maar ik wilde ook niet opgeven, aan de kant van de weg. Eén van mijn kameraden heeft op mij gewacht. We kunnen je niet zomaar aan je lot overlaten, zó zei hij mij. Kun je de kwaliteit “broer” beter begrijpen, als het moet, uitgeput, lopend 4 à 5 kilometer per uur! Dat is pas de ware vriendschap op zijn merites waarderen, als een beetje water gedeeld onder een brandende zon midden in een woestijn. Zo′n ervaring is toch, hoe je er verder ook over denkt, een leerschool voor het leven.
Met Nador, de havenstad in zicht. De verbeelding slaat op hol, ook al ben je volslagen uitgeput. Kalmte is nodig om het duidelijk tot ons te laten doordringen. De zeelucht brengt een nieuwe smaak met zich mee. Overal is politie. Vermijd contact met de politie om niet weer in Algerije te belanden; dichtbij, Melilla, Spaans grondgebied op Afrikaanse bodem, een droom waar vrijheid waarheid wordt.
Gourougou ……onze oren echoën die naam, telkens weer, roept ons op om aan de slag te gaan, zou je kunnen zeggen ……met uitzicht op zee, de Middellandse Zee zó blauw, zó blauw, zoals men zegt, maar schijn bedriegt en is tegelijkertijd fascinerend, jong als we zijn, begerig de bevrijdende oversteek te maken.
Het bos inlopend lijkt het je te beschermen, op deze plek lijken de Afrikanen, op de een of andere manier, zich thuis te voelen. Om erin op te worden genomen, moet je toegangsgeld betalen. De wet van de “chief” doet zich hier gelden. Om hem heen verzamelen zich groepen Kameroenezen, Senegalezen, jongeren uit Mali, Burkina Faso, Ghana. Hier, om te overleven, is een hiërarchische organisatie nodig en zijn er verordeningen nodig die worden nageleefd. Iedereen is verplicht mee te doen om bij te dragen voedsel te verkrijgen, door te betalen met geld of door te bedelen in de omgeving bij de mensen woonachtig in de buurt of door te snuffelen in vuilnisbakken en op afval- en stortplaatsen.
Hoe dan ook word je verteld wat je moet doen. Het om beurten halen van water (20 liter) is verplicht. De oudsten en zieken worden ontzien. Niemand heeft er belang bij om de kantjes eraf te lopen. Wat betreft de penningmeester, hij houdt in een schrift alle uitgaven bij. De dienstdoende Raad komt regelmatig bijeen. Het gehanteerde uitgangspunt is het gewoonterecht, anders grijpt de interne kamppolitie in en legt straffen op.
Dit kader is noodzakelijk, want ondanks alles groeit en bloeit de solidariteit onderling om een beetje gemakkelijker te overleven en het gevoel van verbroedering te verdiepen. Op eigen grond is het verboden om ruzie te maken en diefstal heeft sancties tot gevolg.
Het is duidelijk dat in een dergelijk verstoord klimaat, gebed een spirituele kracht wordt. Zondags of gedurende de week bij het vallen van de nacht rond een Nigeriaanse pastoor bij het licht van een kampvuur, is het tijd voor meditatie, om te luisteren naar de Bijbel, naar de liedjes van het land……tijd voor een vurig gebed, om de zozeer vernederde, gekwelde gemoederen te verlichten. Het doorstane leed krijgt zin als offer en vertrouwen op God. Christenen en Moslims delen samen eenzelfde elan, direct van invloed op de stille groei van een eigen identiteit.
Gedurende de dag, afgezien van de taken die iedereen doet als groep in z′n geheel, houdt men zich goed op de hoogte……De roep van het eigen land, de gezinsomstandigheden thuis en het wereldnieuws, het heden kennen om beter te worden gehoord. Laptops ontsluiten de wereld en overschrijden alle grenzen.
Kansrijker, na de succesvolle oversteek, verbindt de telefoon hen en de toegenomen kans lijkt je als natuurlijk toe te komen. Zo gaat het toe in kamp Gourougou. En toch……in de uren van ontspanning, en hoop, ook paniek en schrik!
Wanneer de politie Gourougou binnenvalt, is er geen enkele barrière, die hen tegenhoudt, deze gewapende mannen, de wapenstok in de hand. Midden in de nacht als iedereen slaapt, is de verrassing totaal, de illegalen raken in paniek en alles stort in, alles brandt en met de knuppel worden sommigen verwond.
De aanwezigheid in de regio van Artsen Zonder Grenzen verleent aan de situatie heel concreet een humanitair aanzien. De organisatie heeft zijn oorsprong in de medische hulp aan volkeren in gevaar……een sprankje hoop, ongetwijfeld, in een oceaan van lijden. Deze vrijwilligers verzorgen, moedigen aan, en zetten zich hier in net als elders met maar een zorg: de overwinning op onverschilligheid en misbruik. Gezondheidszorg is een aanwinst voor de mensheid in nood, overal in gevaar.
Zou Jean- Paul het betreuren dat hij tot in Gourougou is gekomen? Nee, hij blijft vol goede moed en ziet aan het einde van de tunnel zijn vastberadenheid overwinnen. Sommige jongeren in zijn gezelschap bereiden zich voor op de oversteek naar Spanje door ladders te maken met het hout uit het bos. Iedere dag wordt er geoefend. Hoe vaak moet je je oefenen alvorens je je ervoor klaar voelt?
Na een maand is het genoeg geweest. Nu moet het lukken.
—-Ik ben in vorm, zegt hij. Ik ben hierover verbaasd: na het eten van afvalresten uit vuilnisbakken, na drinkwater uit de goot, na meegemaakt te hebben dat kameraden hun laatste adem uitbliezen in de woestijn, nadat hij onlangs het verhaal van het laatste te overwinnen obstakel heeft gehoord, waarbij om Spanje binnen te komen twee jongeren hun benen hebben gebroken, hun ogen opgezwollen, als schapen terug het bos in zijn gedreven……Ik ben in vorm, en blijf het.
Ik leek mijn eerst horde (het eerste hek aan de Marokkaanse kant) te hebben genomen. Met succes, de ladders hadden mij in staat gesteld om voet op Europese bodem te zetten. Ik bevond mij nu in het niemandsland tussen Marokko en Spanje. De guardia civil had mij gezien. Ze was op zoek naar mij. Ik slaagde er niet in om de tweede horde (het tweede hek aan de Spaanse kant) te nemen. Geboeid, hebben de marechaussées me afgetuigd. Ik had in mijn poging Europa te bereiken gefaald.
Ik laat mij niet afschrikken door één mislukking. Mijn vastberadenheid blijft dezelfde. Ik heb er zin in om het weer te proberen, rekening houdend met deze eerste ervaring.
Een paar weken later, de hemel hulde zich in donkere zwarte wolken. Wij weten de weersomslag niet goed in te schatten. Een ware wolkbreuk stort zich over ons uit, als een geduchte zondvloed, waarin onze hoop verdrinkt. Er is sprake van een opmerkelijke verharding van de repressie tegen de gehele gemeenschap vluchtelingen uit de streken ten zuiden van de Sahara. De Marokkaanse veiligheidsdienst: gendarmerie - politie - leger dringen door in kamp Gourougou en slaan zo goed en zo kwaad als maar kan om zich heen, waarbij ze de bevolking uit de omgeving tot zelfs de kinderen aan toe tegen ons opzetten, onder het voorwendsel dat we vrouwen verkrachten, terwijl de bevolking ons tevoren welwillende was. Wíj waren niet van houding veranderd. Dit waren heel erg pijnlijke ogenblikken. We zagen geen kans meer om aan voedsel te komen. Afgesloten van de buitenwereld, wij, we waren niet meer hetzelfde, het leek wel of we beesten waren, opgeborgen, op een of andere manier, binnen de muren van een afgemeten hok.
Een hele bevolking ondergedompeld in angst, keerde zich gewapend tegen ons, zonder te weten waarom. Voor ons, zwarten, bestond er geen veilig heenkomen. Het was een hel. Stuk voor stuk werden we op de korrel genomen, er daalde een regen stenen op ons neer, genoeg om een lichaam, geraakt en gekwetst, te doen bezwijken.
Na een paar weken machteloos, overgeleverd aan willekeur, merkten we een sprankje begrip op in hun ogen. Een paar mensen dat z′n angst opzij zette, omdat ze medelijden met ons kregen, gaven ons brood, kleding. Ergens vanuit een verre lichtbron scheen ons een beetje vrijheid tegemoet.
De Televisie zond, op het eerste kanaal, toen wij het zó moeilijk hadden “De Verworpenen der Aarde” uit. Wat diep wordt gevoeld, kan je niet overdrijven. Vanwaar dit protest om ons te saboteren? Op ons zelf teruggeworpen, verdween alle vertrouwen. We durfden niemand meer te benaderen. Het kwam ons voor alsof dergelijke toestanden niet zouden kunnen bestaan waar dan ook ter wereld.
De jongeren betaalden dit met hun leven. We waren slechts honden.
Hadden ook wij niet een moeder zoals ieder mens? …… Hadden we niet negen maanden in het hart van een moeder verbleven? Wat was ervan ons geworden? Waarom, op bepaalde momenten, onze verwantschap loochenen? Afrika is in de geschiedenis, het land van de gastvrijheid. Waarom de ene mens tegen de andere opzetten? Er lag voor ons in het verschiet de vergiffenis voor de vijand. Een sprankje hoop, want de mens overstijgt soms zichzelf als het ware.
Een gevoel laat me niet los, zegt Jean-Paul. Mijn gedachten gaan uit naar de toekomst met maar een wens: dat onze jongere broertjes of onze toekomstige kinderen niet zoiets mogen meemaken. Wat mij betreft: zal ik het er nog eens op wagen om over de prikkeldraadversperring te klimmen? …… Wie zal mij daarop het laatste antwoord kunnen geven?
Of zal ik, ongewild, worden gerepatrieerd naar mijn land zonder dat dit een concrete oplossing is? Mijn toekomst is hier! Wat zal de toekomst brengen voor mij en mijn metgezellen in het ongeluk? Que sera, sera……, zoals zo vals bezongen door Doris Day……?