Hieronder komen grote problemen, grote woorden en grote gebeurtenissen aan de orde. Soms kun je die illustreren aan de hand van een tamelijk gedetailleerd onderzoekje. Dit levert een bepaald inzicht op, maar zeker niet het laatste inzicht. Een laatste inzicht is in deze materie ook niet mogelijk. Op deze bewering zal ik op het eind van mijn betoog nog eens terugkomen, omdat ze de essentie ervan aangeeft. Aan de hand van een kort verhaal uit de verhalenbundel Paranoia van de overleden schrijver W.F. Hermans wil ik de motieven en toekomstverwachtingen van jongeren die naar Syrië vertrokken en vertrekken verduidelijken. Misschien levert het inzichten op waardoor dit probleem niet meer naïef benaderd en vereenvoudigd terzijde wordt geschoven. En misschien levert het inzichten op die helpen om er beter mee om te gaan.
Hermans schreef het korte verhaal Het Behouden Huis in 1950, vlak na mijn geboortejaar 1948. Het stond aanvankelijk in een boek met de titel Paranoia, waarin verschillende korte verhalen voorkomen, die naar zeggen van Hermans zelf niets van doen hebben met de psychische gesteldheid, die met de medische term paranoia wordt aangeduid. Het verscheen voor het eerst in 1953 als boek. Het blijft mij ook nu na veertig jaar (ik las het voor het eerst toen ik twintig was) fascineren. Dit komt, denk ik, omdat in het verhaal voor mij ook nu nog onbegrijpelijke dingen gebeuren. Ondertussen ken ik verschillende analyses van het verhaal, omdat ik niet de enige ben, die er geboeid door is geraakt. Onder andere de analyse van Ineke Bulte spreekt tot de verbeelding. Haar analyse speelt op de achtergrond een rol bij het schrijven van dit verhaal.
Omstreeks 1944 vecht een Nederlands militair samen met de partisanen (Bulgaren, Montenegrijnen, Slowenen en een enkele Spanjaard, die een beetje Frans kent) tegen de Duitsers. Hij heeft in geen vier jaar een woord kunnen wisselen met iemand. De enige woorden die tot hem komen zijn die in de vorm van een bevel. De bevelen begreep hij zonder de woorden te verstaan. Hij en zijn partisanen bevrijden een idyllische kustplaats, een plaats zoals hij kent uit verhalen, maar waarvan hij nooit gedacht heeft het ook echt eens te zien.
De geschiedenis doet denken aan een periode uit de Tweede Wereldoorlog waarin ervan sprake was dat de geallieerde inval niet in Normandië maar in de buurt van Griekenland zou plaats vinden. Hoewel het lokale verzet al plaatsen had bevrijd, kreeg het geen hulp van de geallieerden, wat heeft geleid tot het uitroeien door de Duitsers van hele dorpen op de Balkan. De echte oorlog gaat aan de hoofdpersoon, de Nederlandse militair, voorbij, omdat hij zich in een Behouden Huis (een flinke villa) heeft teruggetrokken. De oorlog is als de filmische achtergrond van zijn schuilplaats steeds aanwezig, maar bereikt hem niet net zoals alle conversatie en uiteindelijk ook de bevelen hem niet bereiken. Het laatste bevel om uit te zien naar mijnen (boobytraps) negeert hij en hij trekt zich terug in de beschaving van een behouden villa. In de schuilplaats, Het Behouden Huis, verblijft hij enige maanden samen met Duitse soldaten die bij hem om onderdak hebben gevraagd. Na enige tijd is Het huis van hem, ook al doemt de oorspronkelijke eigenaar ervan op. Hij schiet hem en later zijn vrouw dood. Daarna verjagen de partisanen de Duitsers en nemen zij het huis in beslag. Uiteindelijk staat er geen een steen nog op de andere.
Twee soorten beesten spelen een belangrijke rol in het verhaal: vissen (mannen?) en katten (vrouwen?). De vissen worden in een afgesloten deel van het huis in aquaria gehouden. Er zitten heel erg bijzondere Mexicaanse vissen bij waarvoor voedsel ver weg elders gehaald moet worden. Op het moment dat de Nederlandse militair het huis betreedt, is de vishouder net onderweg om voedsel voor ze te halen. Ongemerkt is hij op een dag terug in huis en maakt hij kennis met de hoofdpersoon van het verhaal. De vishouder is een bewoner van het Huis, maar is niet de eigenaar ervan. De man blijkt stokdoof te zijn. Er valt geen woord met hem te wisselen, zodat hem een zekere dood wacht, omdat hij als een soort mantra blijft herhalen hoe goed de Duitsers zijn. Hem wacht bij het binnenvallen van de partisanen dan ook de dood (pag. 119):
Ik kneedde zijn schouders of ik mijn bedoeling door mijn vingers in hem kon overbrengen.
“Nee! Duitsers verloren! Duitsers dood. Kop afhakken!”
Ik streek met mijn hand heen en weer langs zijn hals.
“Natuurlijk,” zei hij, “de voornaamste boosdoeners moeten worden geëxecuteerd!”
De hoofdpersoon haalt de katten in huis. De katten hebben het eigenlijk meteen al gemunt op de vissen maar kunnen er niet bij komen, zolang de deur gesloten blijft. Vanaf het moment dat de vishouder is teruggekeerd krijgen ze toegang tot de kamer met de aquaria. Of de katten er ook in slagen vis te bemachtigen, blijft onduidelijk. Er is genoeg te eten in huis: de katten hebben het niet gemunt op de vissen uit hongersnood.
De twee soorten beesten vertegenwoordigen twee “beschavingen” die elkaar naar het leven staan, zonder dat daar enige noodzaak toe lijkt. De drift elkaar te willen doden, lijkt Hermans te zeggen, zit in de communicatie, in de “woorden”.
Van belang voor het goed begrijpen van dit verhaal is dat in het Huis de wegen elkaar kruisen van het noorden naar het zuiden, maar ook van het westen naar het oosten. De Nederlandse militair zegt tegen de Duitse bezetter (pag. 99):
“Heil Hitler,” zei ik, “ik ben de zoon des huizes. Mijn ouders en twee zusters zijn gevlucht. Waarschijnlijk zijn zij bij mijn oom in Breslau. U kunt dit huis als het uwe beschouwen. Maar ik reken erop dat er niets beschadigd zal worden.”
Breslau is gelegen op een belangrijk kruispunt van handelsroutes: de Koningsweg (Via Regia: van west naar oost) en de Barnsteenroute (van noord naar zuid, waaraan ook Hanzesteden als Zutphen, Zwolle en Deventer lagen). In de Frankfurter Algemeine van juli 2016 staat hierop een interessante aanvulling, omdat er naar Russische begrippen een noordelijk Palmyra, St. Petersburg, zou bestaan. Men mag veronderstellen dat de weg van noordelijk naar zuidelijk Palmyra over Breslau liep.
Het Behouden Huis verwijst ook expliciet naar de expeditie van Willen Barentz die via de noordelijke ijszee een weg naar oost Indië wilde vinden. De tocht leed schipbreuk in Spitsbergen, waar Willem Barentz zijn bekende huis bouwde om te overwinteren, dat bekendheid kreeg onder de naam Het behouden huis. Beide gegevens, de titel van het verhaal en de verwijzing naar Breslau wijzen erop dat Hermans een cultureel historisch verhaal heeft willen schrijven.
Het is in zekere zin irritant dat besprekers van dit verhaal er toch weer een verhaal met een psychologische strekking van proberen te maken, terwijl Hermans zich daar van het begin af aan tegen verzet. Het verhaal is dan ook veel meer een kritisch commentaar op het wereldgebeuren dan een psychologisch drama. Hermans beschrijft de Duitse bezetter van het huis met mededogen, wat ongetwijfeld van moed getuigt. Maar de oosterse (lees Russische) partisanen als barbaren, verkrachters van vrouwen en vernietigers van alles dat met beschaving wordt geassocieerd. In dit opzicht is het een typisch koude-oorlog-verhaal over de spanningen na de tweede wereldoorlog tussen west Europa en de Sowjet Unie. Breslau werd door de Russen gezuiverd van alles dat Duits was en werd opnieuw bewoond door Sowjet-burgers uit heel Rusland.
Maar ook de psychologische analyse van het verhaal kan ons verder brengen in het begrip van waar dit verhaal overgaat. In de conclusie van haar analyse van de verhalenbundel Paranoia merkt Ineke Bulte op dat de hoofdpersoon in Het Behouden Huis, eigenlijk het huis zelf is. Het Huis verraadt de hoofdpersoon, maar wordt ook door hem weer verraden. Het Huis verraadt hem omdat het suggereert hem te beschermen, maar als op het eind van het verhaal blijkt dat het hem niet meer kan beschermen, wordt het door de hoofdpersoon verraden, doordat hij het met de achteloze gooi van een handgranaat volledig verwoest (pag 127):
Ik keek voor de laatste maal om naar het huis. Alle ruiten waren uit de sponningen gebarsten. Ik zag armzalig dood riet in bossen naar beneden hangen uit de gebroken plafonds die de hemel hadden voorgesteld. Ik keek het huis diep in de doodzieke keel.
Het was alsof het aldoor komedie had gespeeld en zich nu pas liet zien zoals het werkelijk altijd was geweest: een hol, tochtig brok steen, inwendig vol afbraak en vuiligheid.
Zestig jaar later treffen we langs de Barnsteenroute van noord naar zuid jongeren aan die zich meester maken van de ruïnes van Palmyra, vol tochtige huizen vol afbraak en vuiligheid. Ook rond de prominente graftombe van Palmyra Elahbal treffen we jongeren die in hun idealisme het Huis van de Islam willen beschermen. Maar hun wordt verteld dat zij eerst het Kwaad moeten verdrijven, alvorens hun dromen bewaarheid kunnen worden. Wat ze na verbeten strijd achterlaten zijn nog meer puinhopen en ingestorte gangen; was dat de bedoeling?
Het wantrouwen dat zij tegen de westerse wereld hadden opgebouwd, komt nog harder aan in de woestijn. Vele talen van HTML, Arabisch, tot Nederlands worden er in deze oud Babylonische omgeving gesproken. Alleen die van het bevel wordt nog begrepen. En toch ook niet helemaal, want het Arabisch is ook niet echt hun taal.Volgens de analyse van Ineke Bulte lijdt de paranoïed in de betekenis van Hermans (en niet die van het psychiatrisch handboek) niet zozeer aan waandenkbeelden, maar begrijpt hij juiste denkbeelden verkeerd. De reden waarom men vertrok of in een oorlog terecht is gekomen lijken op het eerste gezicht glashelder en juist, maar in de praktijk sijpelen er tussen de logische beslissingen nevenbetekenissen, die niet te vatten zijn in woorden. De taal schiet tekort en zeker in een multi-talige omgeving wordt begrip van en grip op de situatie onmogelijk. In feite is de gang naar de oorlog niet een foute beslissing, maar een mankement in de verwoording van angsten en zorgen over iets dat je door en door lief is. Pas op het moment van de confrontatie weet je dat je in de val bent gelopen. Het systeem weerhoudt je ervan op je beslissing te kunnen terugkomen.
Dat besef dringt bij de hoofdpersoon van Het Behouden Huis door als hij een granaat gooit naar zijn onderdak, waarvan hij gedacht heeft dat hij het bezat. Het was een illusie dat hij het ooit eens zou kunnen bezitten. Zoals iedereen je zou kunnen verzekeren: alles is vergankelijk en gaat voorbij. Je hebt niets, je kunt niets bezitten.
De hoofdpersoon uit Het Behouden Huis lijkt te veranderen in een gipsafgietsel, waarin hij zich voorgoed weet geborgen, een moederschoot. Daarbij speelt de “yeséro” een grote rol. Yeséro, betekenis: de gipsbrander, de stukadoor of aanbrenger van gipsversieringen in een binnenhuis, bijv. een hemelplafond. De etymologie van het woord voor yeséro en gips is dezelfde. Het ontstaan van het woord gaat terug op de stad Jericho (misschien heeft de naam “Jericho” ook met gips te maken, maar dan ook net als in het Behouden Huis met de zwavelgeur ervan: in het Arabisch betekent de naam “Jericho” letterlijk “geurtje”), waar het procedé van het gipsafgietsels van schedels werd ontwikkeld. Deze afgietsels zette men mooi opgemaakt in huis om een levendige herinnering aan de overledenen te behouden. De stad Jericho is uit de bijbel ook bekend als de stad waarvan de muren omvielen door de omtrekkende bewegingen van de Joodse invallers. Trompetgeschal begeleidde in de Oudheid menige begrafenis, en daarop verkruimelden de (gipsen?) stadswallen. Gips kun je branden, en de geofysicus professor WF Hermans weet waarover hij het heeft als hij zegt dat door het verhitten van dit mineraal, gips, het zijn kristalwater-vorm verliest, en daarna doortoevoeging van gewoon water de capaciteit heeft elke willekeurige vervorming te ondergaan en snel vast te houden. Van dit proces lijken wij getuige te zijn als de Nederlandse militair, de hoofdpersoon van het verhaal, in bad stapt. Hij fantaseert erover dat je dan gevoelloos bent (pag. 95):
Al heel jong. Babies zouden heel kalm voortgaan op hun duim zuigen, terwijl ze werden gekookt in badwater dat te heet was. Wie zou er notitie nemen van een gat in hun hoofd als het geen pijn deed?
De gevoelloosheid heb je nodig, nadat je in de val bent gelopen. Het neemt je oorspronkelijke denkvermogen over en je hoort alleen nog bevelen, zoals bij Hermans. De oorspronkelijke kristalheldere beslissing maakt plaats voor verkalkte automatismen, die je in de armen van de partisanen drijven, telkens weer. Het woordje “notitie” uit het citaat suggereert kennis, een zwerm woorden. Het illustreert hoe om een woord heen een zwerm nevenbetekenissen zich ophoudt. De nevenbetekenissen kunnen de overhand krijgen en het winnen van de oorspronkelijke betekenis. Maar wat kun je eraan doen om van dit verkokeringsproces, eigenlijk een vergipsing (een Hermaniaanse verspreking voor vergissing?) van onomkeerbaar een omkeerbaar proces te maken? Daar is in ieder geval veel meer voor nodig dan psychologie. Je zou zelfs zover kunnen gaan te zeggen dat wetenschappelijke specialisatie, in laten we zeggen psychologie, fysische geologie en cultuurgeschiedenis de oplossing van het probleem in de weg staat! De oude verkokering zal geen bewerking kunnen ondergaan waardoor nieuwe strukturen ontstaan. De jongeren roepen: maak ze dan maar kapot! De ouderen: hou vast aan wat je hebt! Je vraagt je af: is het van deze strijd waar overledenen van getuigen?
Het is bepaald niet een in vlot Nederlands geschreven verhaal. Net zoals al eerder is opgemerkt, is Hermans geen taalkunstenaar, maar wel een woordkunstenaar. Bij nauwkeurig lezen blijken er dicteefouten, grammaticale fouten maar ook doodgewone lelijke taal (zoals het woordje “in elkaar gerold” wat een kunstmatige constructie is om te suggereren dat de mantel een kat is en de kat een vrouw, pag. 92) in het verhaal voor te komen. Ik weet niet of dit met opzet is gedaan of uit onvermogen. Eigenlijk doet het antwoord op deze vraag er niet toe. Ook of misschien juist door de taalfouten is het verhaal (alle verhalen in Paranoia kenmerken zich door dit Nederlands, maar ook andere boeken hebben deze mankementen) kent het verhaal een levendigheid, waardoor het direct in het leven blijft staan. Het verhaal is ontsnapt aan de genadeloze redacties van bloedeloze verhalen.
In de verhalenbundel Paranoia speelt een woordspel met SS een grote rol. Zulke woordspelletjes zijn het handelsmerk van Hermans: bijv. de bekende verhaspeling van Absolon en kapsalon, omdat Absolon door een boomtak omkwam opgehangen aan zijn lange haren. Was hij nou maar naar de kapper gegaan. Of Nomen est omen (je naam is je lot), waarvan je in de oudheid kon zeggen: Omen est nomen, het lot bepaalt je naam (bij geboorte gaf men de baby vaak de naam van de eerste gebeurtenis, die zich voordeed na geboorte). En in Het Behouden Huis gaat het om SS (SchutzStaffel: vert. beschermingsafdeling), wat terug te vinden is in het sissen van de gipsbrander bij het verhitten van gips: een vergipsing of een vergissing? En in contrapunt komt het terug bij de vi-ss-en in de aquaria en het belang van Het SySteem.
Een zwerm psycho-analytische associaties bij een bepaalde lettercombinatie. Dit associëren maakt dat de verhalen in Paranoia iets profetisch lijken te hebben. Profeten werken vaak met associaties. In Breslau kwamen de wegen uit het westen naar het oosten, en van het noorden naar het zuiden samen. In de naoorlogse Koude Oorlog was het vooral de oost-west verhouding die op de voorgrond trad, maar geleidelijk aan wordt de situatie complexer, doordat de tegenstelling noord-zuid zich aandient. Is dat nou iets dat al verborgen in de teksten zich aankondigde? Hermans zou zich in zijn graf omdraaien, als hij wist dat ik dit over hem zou zeggen, maar toch hij heeft voor mij iets van een profeet.
Toen IS Palmyra veroverde, ging ik op het internet Palmyra opzoeken (geen link naar de website op Wikipedia, omdat daarop verschrikkelijke beelden voorkomen). Ik stuitte op een afbeelding van een grote graftombe met de naam Elahbel. Zoals het daar in de woestijn stond, deed het mij meteen aan Het Behouden Huis van W.F Hermans denken uit de periode na de Tweede Wereldoorlog. In 1987 had mijn oudste broer Palmyra bezocht en daar dia′s gemaakt van de binnenkant van de graftombe. Ik kon in eerste instantie niet meteen van de drie bustes met Aramese (proto-Hebreeuwse) onderschriften foto’s vinden op het internet. Maar zoals Google werkt, kwamen er na verloop van tijd steeds meer afbeeldingen van de graftombe te zien. En daar stonden ook foto’s van de gipsen bustes van deze drie dames (want het zijn dames, ook al hebben ze hun hoofden verloren) tussen, met de inscripties waar het mij om begonnen was. Maar wat stond daar toch?
Opnieuw, een enorme speurtocht, waarbij ik me het Hebreeuws transcriberen van Aramese en Phoenicische teksten moest aanleren. Uiteindelijk vond ik de vertaling van de tekst in Inscriptions sémitiques. De tekst is gedigitaliseerd op het internet te vinden, als een service van het Münchener DigitalisieruingsZentrum.
Hierboven staat een plaatje van de graftombe van de familie Elahbel. In verschillende verdiepingen werden boven elkaar familieleden begraven. Aan het hoofdeinde was een groot graf van degene die begonnen was met de bouw van het graf, niet altijd de belangrijkste historisch gezien. Daarboven zijn rijen onthoofde beeldjes te vinden, waarvan de onderste rij dicht bij het hoofdgraf altijd beelden van mannen waren. In de rij daarboven zijn de vrouwen te vinden. Vandaar dat we met zekerheid weten dat de beelden die hieronder staan afgebeeld, beelden van vrouwen waren. Vrouwen en mannen waren in veel opzichten gelijk aan elkaar in Palmyra.
Opvallend is dat de vrouwelijke uitgang bij de tweede aanduiding voor “dochter” (brt=br) in het Hebreeuws ontbreekt. Ze vertalen dan ook “zoon” en niet dochter, maar dat staat er niet in de Aramese tekst. Het is wel logisch, maar nogmaals het staat er niet. In de Aramese tekst staat “dochter” (brt). Dat nu net de Hebreeuwse transcriptie deze fout maakt, kan bijna geen toeval zijn. De Joodse afstamming loopt via de vrouw en veel Joodse mannen hebben daar problemen mee, omdat verder de rol van de vrouw in veel opzichten ondergeschikt is aan die van de Joodse man. Ik noem deze vergissing het “lekken“ (in de zin van Hermans) van de betekenis van een tekst. Op die manier ontstaat er een zwerm woorden als associaties. De Hebreeuwse draai blijft logisch: de Aramese tekst is onbegrijpbaar, omdat Wahbellath een man is en dus alleen maar een zoon kan zijn.
Het woord voor vrouw in het Aramees “attita” (afb. 2) bestaat nog steeds in het Syrisch, maar heeft nu de betekenis van “omaatje” of zoiets als het Russische “moedertje”.
Verder alleen maar namen en nog eens namen: Wahbellath, Manny, Amthisa, Belaqab, Nisa, Elahbel, Beltihan en Etfany. Allemaal neven en nichten van elkaar die met elkaar trouwden en één graftombe deelden……… Het woordje “bel” komt vaak in deze namen voor. Men heeft geconcludeerd dat Bel de naam van een godheid was. Omdat Ba′al en Bel twee woorden zijn die in schrift en uitspraak op elkaar lijken en omdat de eerste de naam, Ba′al, die van een godheid is, zou Bel ook een godheid zijn. Toch is dat niet zo zeker. In een naam gaat aan “bel” vaak een “h” vooraf. Als er geen “h” voorstaat, kun je het als een zelfstandignaam woord vertalen. Als er een “h” voorstaat, zou het woord in het Arabisch-Aramees “koord, touw” kunnen betekenen.
Bovendien wordt Ba′al nooit zonder de letter die wij niet kennen, de “ain”, geschreven. Het zijn naar mijn mening twee totaal verschillende woorden, waarbij “bel” waarschijnlijk vanuit het Arabisch is te verklaren en te vertalen met “opzichter, beschermer, toezichthouder” zoals in Hanni-bal, en de aanduiding Ba′al ook vanuit het Arabisch waarschijnlijk is te vertalen met “vader uit het Hoge (de hemel)“ zoals Zeus en de christelijke God de Vader. De naam van de man met in zijn naam “bel” was waarschijnlijk opzichter van een silo, waarvan er vele zijn gevonden. Daaraan had hij de rijkdom te danken, waarmee hij zich deze graftombe kon bouwen. En in deze graftombe liggen opzichters en hun vrouwen bij elkaar. De opzichters hielden toezicht op silo′s met kostbare handelswaren.
Veel van wat er momenteel in de omgeving van Palmyra gebeurt, en vroeger tijdens de Romeinse overheersing gebeurde, heeft parallellen met de val van Jeruzalem (70 nChr.) De invloed van de Joden in de stad Palmyra, waarvan sommigen zeggen dat hij door Salomon zou zijn gesticht, was erg groot. De val van Palmyra (273 nChr.) was de tweede klap en waarschijnlijk definitieve afrekening van de Romeinen met de Joden. De meest treffende overeenkomst bestaat uit de manier waarop én Jeruzalem én Palmyra met de grond gelijk werden gemaakt. Vrouwen en kinderen werden samen met de mannen tegelijkertijd afgeslacht (in het geval van Jeruzalem onder bevel van Vespasianus en zijn zoon Titus; in het geval van Palmyra door Aurelianus). Verder waren beide steden van groot belang voor de handel. Of er ook barnsteen werd verhandeld, is mij niet bekend. In beide steden offerden de bewoners zich als ware martelaren op voor hun stad. Zij getuigden met hun dood van de schanddaden van de Romeinen. Het woord voor “westerling” is in het Arabisch “rumi” (uitspraak: roemie) wat is afgeleid van het woord voor Romein. De huidige bezetters zetten in feite de strijd voort die door Joden en Christenen tegen de Romeinen (westerlingen) is begonnen. Dit verleden van deze steden hangt nog steeds als een schaduw over het heden. Maar de schaduw is niet meer die van het zuivere licht van de eerste martelaren, tussen het licht door zijn grauwe schaduwvlekken gekropen, beschimmelde gips.
De betekenis van het woord “martelaar“ of “martelaarschap“ heeft een andere betekenis in de christelijke dan in de islamitische traditie. Etymologisch is een “martelaar“ iemand die getuigenis aflegt en dat soms met de dood bekoopt. Anders gezegd, een martelaar blijft bij zijn oorspronkelijke uitspraak of geloof. De ontwikkeling van de betekenis van het “martelaarschap“ in het Romeinse Rijk hangt samen met de maatschappelijke ontwikkeling waarbij (Joodse) Christenen steeds meer een eigen Rijk vormden binnen het Romeinse rijk en steeds meer “vreemd“ volk werden ten opzichte van de Romeinse burgers die offers brachten voor goden, keizer en voorouders. De Christenen wensten alleen te offeren voor hun God en offers te brengen voor hun gemeenschap. Daardoor onthielden ze belastinggelden aan de Keizer en bezuinigden ze op uitgaven, die nu hun eigen gemeenschap te goede kwamen en niet de Romeinse staatskassen spekten. Dat stond haaks op een voorspoedige ontwikkeling van het Romeinse Rijk dat baat had bij veelgodendom. De (Joodse) Christenen vormden langzamerhand een politieke bedreiging voor het voortbestaan van het Romeinse Rijk van binnenuit. Doordat de Romeinse overheid steeds dwingender eisen stelde aan het Romeinse burgerschap, voelden de Christenen zich geroepen om de dood te verkiezen boven afvalligheid. De eerste christelijke martelaren werden na vervolgingen geëxecuteerd. Dit in tegenstelling tot Islamitische martelaren van nu. Maar er was een tijd waarin christenen verlangden naar het martelaarschap. In die tijd provoceerden Christenen (bijv. in Noord Afrika) grootgrondbezitters en Romeinse staatsautoriteiten om een marteldood af te dwingen (citaat uit Rome in Africa: pag 180) :
"Hoe dan ook, het Donatisme, met zijn minachting voor de gevestigde orde en zijn oproep tot het martelaarschap, had een grote aantrekkingskracht. Het had de leiders van de Donatisten gesierd om wanneer hun rivalen een beroep deden op het leger, ook zulke krachten tegen hen in het veld te brengen. Maar noch de Donatisten noch de wereldse overheid waren in staat om deze bendes in bedwang te houden. En het is zelfs waarschijnlijk dat sommige van deze opstanden werden uitgelokt door pogingen ter plaatse van officiële zijde om ze bij te leggen.
De geschiedenis laat zich lezen als het Behouden huis van Hermans. De ontwikkeling in de betekenis van het martelaarschap die we zien bij sommige Christelijke sectes wordt op het eind van die ontwikkeling weer opgepakt in een Islamitische omgeving. Die extreme en radicale betekenis heeft ze Behouden in de Jihadistische context. IS-strijders verlangen naar het martelaarschap en gaan daarbij zover dat zij dan maar anderen tot martelaar maken. Maar is dat de reden waarom de beelden op het graf in Palmyra geen hoofden meer hebben? Een vorm van projectie?
De ouderdom van de teksten en de beelden wordt betwist, omdat sommige wetenschappers zeggen dat de beelden gipsafgietsels zijn. Gips bestond 5000 vóór Christus in het Midden Oosten. In Jericho ontstond het gebruik schedels met gips af te gieten, een gebruik dat we op de graftombe van Elahbel terugvinden. Teksten kunnen moeilijk aan de hand van de ouderdom van het gips worden gedateerd, omdat gips zich daartoe niet leent. In Palmyra hebben de beelden al enige vuurproeven moeten doorstaan, en waarschijnlijk is dat het zuivere vocht dat oorspronkelijk het gips tot bindmiddel was er allang is uitgezweet. Na bewerking neemt gips weer graag water, onzuiver water op, waardoor datering onmogelijk wordt.
De Islamitische geschiedenis van het woord “martelaar” begint niet bij het begin, maar in zijn onzuivere eindstadium, toen christenen verlangden naar de marteldood. Maar is dat alles, waarin het verschilt met z′n oorspronkelijke zuiverheid? Waar zit dat onzuivere nog meer? De IS bestaat voor 90% uit jongeren. Omdat er in de regio weinig werkgelegenheid is en was, gingen ze in het leger. Deze jongeren worden door een klein clubje senioren gemanipuleerd om te doen wat ze doen. Dat is geen zuivere koffie! Vooral omdat jongeren tussen de 15-30 jaar eerder geneigd zijn tot onbezonnen daden dan ouderen. De oorlog wordt door ouderen, zoals het Saoedi-Arabische koningshuis betaald. De generaals op leeftijd uit het leger van Sadam voeren weer het bevel. Deze oorlog kun je niet uit de opbrengsten uit de oliewinning alleen betalen; er zijn jongeren voor nodig om met hun leven ervoor te betalen. Werkloosheid is een groot regionaal probleem, waarvoor te lang zittende regeringen geen oplossing bieden. Oorlog wel? Het lijkt wel de herhaling van wat zich met de opkomst van het Christendom voordeed:
Historici suggereren dat er ook martelaren zijn geweest die tijdens de drie grote vervolgingen welbewust de dood hebben gezocht door misdrijven te plegen. Zij zouden het moment waarop ze voor de onderzoekscommissie moesten verschijnen niet geduldig hebben afgewacht, maar de autoriteiten hebben geprovoceerd door Romeinse tempels aan te vallen. Voor die opvatting is wel iets te zeggen, want er wordt in bronnen enkele malen geschreven over bevlogen fanatici, zoals de volgelingen van de Cappadocische bisschop Athenogenes, die het hadden voorzien op beelden en tempels, woonplaatsen van demonen die hun vervolgers inspireerden.
Ook de volgelingen van deze bisschop waren jong, omdat de overgang van de Romeinse maatschappelijke structuur naar de ons bekende westerse structuur een merkwaardige “babyboom” creëerde: konden de jongeren in de Romeinse maatschappij nog massaal ingezet worden voor oorlogsdoeleinden, in de “vredelievende” christelijk maatschappelijke structuur kon dat niet meer. De jongeren stonden werkloos op straat en verzonnen behoorlijk massaal manieren om hun leven zin te geven. Dan maar de martelaarsdood! En de senioren trokken aan de touwtjes.
Zo, nu heb ik dus een mooie katholieke analyse gegeven van de onthoofde vrouwelijke beeltenissen van de graftombe in Palmyra. Maar daarbij ben ik voorbij gegaan aan de mogelijkheid dat Joodse bewoners van Palmyra zelf de onthoofding in scène hebben gezet. Net zoals lokale Joden plus minus 1900 bij de eerste vondst in deze omstreken van het verhaal van de mopperende Moab omdat het zolang duurde voordat hij Salomon kon verslaan, uit rivaliteit hebben geprobeerd deze archeologische vondst te vernietigen, hebben ze dat misschien eerder ook al eens gedaan. Het joodse geloof verbiedt het maken van afbeeldingen. Was dit een reactie op de traditie in het voor-Joodse Jericho om gipsen schedels te versieren en als aandenken aan de overledene in huis te bewaren? Onder Byzantijnse Christenen brak ook een Beeldenstorm uit, nog voor wij christelijke westerlingen eraan toe waren. In de periode van 730-843 onthoofdden ze alle beelden, omdat de afbeelding van het menselijk lichaam of een deel daarvan (het hoefde niet eens bloot te zijn) heiligschennis was. De mens was gemaakt naar het model van God en dat mocht je niet in gips nabootsen. Tussen 1000-1200 onthoofdden de Moslims nog eens alle beelden die nog een beetje hoofd hadden, omdat zij zich tegen een tendens om steeds meer hellenistische cultuur toe te laten afzetten. En met succes, daarna heeft deze modernistische stroming (dat was toen de humorale theorie van Galenus), die samen viel met bij ons de renaissance, niet meer van zich laten horen.
Gelovigen die beelden uit de oudheid onthoofdden hebben me altijd verbaasd. Want die mensen die daar staan afgebeeld hebben nooit hun geloof op de proef gesteld. Ze hadden een ander geloof, maar kenden de Islam in ieder geval nog niet. Misschien hebben ze het Christendom (in Palmyra zijn vondsten uit 135 na Chr. gedaan, die wijzen op een vroege kerstening van het gebied) en in ieder geval hebben ze het Jodendom gekend, maar juist omdat die godsdiensten elkaar tolereerden. Dat wat weerloos is, val je aan als strijder voor je geloof? In vroegere dagen werd het hoofd van een gestorvene naar iemand opgestuurd als bewijs dat de juiste persoon was gedood. Hebben daarom deze beelden hun hoofd verloren? Onzin. Ook hier weer Hermans die om een hoekje komt kijken: de zuivere blik is vertroebeld door een immense woestijn-zandstorm. Palmyra was een van die steden waar tolerantie bloeide. En alleen blind fanatisme kan ertoe leiden om zo’n monument van verdraagzaamheid te willen verwoesten. Dit wordt in Het Behouden Huis van Hermans zo beschreven (pag 123): Op een sofa smeet hij mij neer tussen twee andere partisanen die gezichten uit schilderijen hadden gesneden en als maskers voorgebonden. De antiekkasten waren opengebroken en iemand was bezig borden, schoteltjes en kopjes stelselmatig een voor een fijn te stampen.
Grote problemen, grote gedachtes en ideeën zijn voorbij gekomen. Het is duidelijk dat de inhoud ervan steeds verandert, en daarnaast maken we telkens zoveel fouten, dat ook al streef je naar het zuivere gipskristal door het branden van het gips is de zuiverheid ervan voorgoed verloren gegaan. En we zullen het ook nooit meer kunnen terugwinnen. Hermans was een nihilist, en in het Behouden Huis heeft hij zijn profetische toekomstverwachtingen impliciet uitgesproken. Geen leuke gedachtes, laat hem geen gelijk krijgen?!
Wat ik uiteindelijk begrijp is een open deur, namelijk dat begrip van twee kanten komt. Het grote gevaar is de verkalking van gedachten wat een uitwisseling van gedachten onmogelijk maakt. Laat ouderen niet te lang aan het stuur staan; geef jongeren een kans. Als je dat niet doet, gaat het mis. Jongeren willen de verkalkte muren om de vesting uit frustratie afbreken en gooien daarmee soms het kind met het badwater weg, gevoelloos. Ouderdom brengt verkalking met zich mee; jeugd wil ontkalken. En dat zal wel altijd zo blijven. Dat we ons daarvan eens goed bewust zijn. Misschien helpt het en hoeft niet altijd alles met oorlog te worden beslecht.
Was dat maar alles! De excessen deden en doen zich voor op het moment dat de ene maatschappijstructuur verloren gaat en er een andere voor in de plaats komt. Dit proces is een samenloop van heel veel verschillende factoren waarvan de meeste niet door beleid beheersbaar zijn. In het vacuüm dat ontstaat, wrikken zich krachten los, waarvan je zou willen dat ze er nooit zouden zijn geweest. Dit lijkt op de aankondiging van het einde der tijden. En het is deze messiaanse gloed die de IS gelederen vult en doet aangroeien. De oorspronkelijk juiste en goede bedoeling mensen in nood te hulp te willen schieten, is overschaduwd door onzuiver geloofsfanatisme, opgepoetst door oude heren. Eenzelfde idee om hulp te willen verlenen kwam op bij de grote machtige beschermende broertjes, Amerika en Europa. Maar wat is dat, hulp? Wat en wie beschermen ze eigenlijk? Niet Palmyra, want daar is voor ze geen droog brood (lees:olie en water) meer te verdienen? Het laatste woord, het laatste inzicht hierover is nog niet doorgebroken, en zal als we Hermans mogen geloven ook nooit meer kunnen doorbreken. We zijn onze onschuld verloren.
Literatuur: