De voetbalwedstrijd.

Geschreven door: Willem te Molder.

Het dorp.

    Er is een dorp in de Achterhoek dat veel weg heeft van het Gallische dorpje van waaruit Asterix en Obelix onvermoeibaar strijd leverden tegen de Romeinse bezetter. In tegenstelling tot de bekendheid van het Gallische dorp geniet dit dorp nauwelijks bekendheid. De bewoners ervan onderscheidden zich vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog in hun verzet tegen de bezetter. Elke boerderij herbergde in die dagen onderduikers en/of évacués (De Gelderlander, vrijdag 31 maart 1995). Dit dorp dat wij niet kennen, heet vanaf 1947 Mariënvelde, in z‘n omgeving laatdunkend aangeduid als Achter-Zieuwent (Kerkgeschiedenis in het hart van de Achterhoek).

    Mariënvelde lag op de grens van de gecultiveerde wereld, waar de grond winst opbrengt door de zorg van de boer, en ongecultiveerd Nederland waar men ondanks de vele waterwerken uitgevoerd door de Heidemaatschappij rond de vorige eeuwwisseling nog steeds elk jaar moeras-1.jpg (450485 bytes)te kampen had met overstromingen. In 1966 was meer dan 60% van het dorp een grote drassige watervlakte. In de dichtbij zijnde moerassen werden tot in de negentiende eeuw volksgerichten gehouden.

    Het dorp lag op de grens van koningsgezind en republikeins Nederland. In de Franse tijd, vlak voor de komst van Napoleon, werden hiernaartoe de patriotten verbannen, die zich tegen het koningshuis keerden, omdat ze een republiek wensten. Zij werden ondergebracht in een kasteel op het grondgebied van dit dorp. Later (1990) staat er op de plaats van dit kasteel een grote penitentiaire Jeugdinstelling.

    In 1920 had het dorp zich afgesplitst van het moederdorp Zieuwent en werd daarom ook wel Achter-Zieuwent genoemd. In de naam van het moederdorp vallen, volgens “De historie van Zieuwent” van Jan en Raymond Boekelder, nog de oud Saksische woorden ‘syen’ en ‘wede’ te onderkennen. ‘Syen’ zou afgeleid zijn van ‘side’, wat net als in het Engels ‘site’ een (laag gelegen) vlakte zou aanduiden. En ‘wede’, kan volgens mij etymologisch alleen maar teruggaan op ‘weed’, uitgesproken ‘wiet’, wat hennep zou kunnen betekenen, omdat hennep voor de touwslagerij hier veel werd verbouwd en niet zozeer gerookt (Groot Ethymologisch Woordenboek). Hennep werd gebruikt om touwen van te maken, net als in de Romeinse tijd. Bijzonder is dan ook dat de taal van het dorp zich nog steeds onderscheidt van het dialect van de andere dorpen in de omgeving door het behoud van veel Engelse of misschien Latijnse woorden, niet alleen in het gebruik maar ook in de plaatsaanduidingen in de omgeving. Bij de foto van de overstroming staat: ‘zomp’ afgeleid van het Engelse ‘swamp’. En het ligt ten slotte dichtbij Varsseveld, dat vernoemd zou zijn naar de slag van een Romeinse veldheer, Publius Quinctilius Varus (Grote Winkler Prins).

    Maar het afgescheiden dorp dat zich na jaren zijn onafhankelijkheid had verworven, noemde zich nu niet meer Achter-Zieuwent, maar trots Mariënvelde. En in dit dorp speelt zich af wat er door mij te vertellen valt en wat ik nog weet van een voetbalwedstrijd, die wij jongens klassiek noemden. Wij noemden alles klassiek dat we ons voor altijd wensten te herinneren.

De strijd.

    Op een vrijdag, volop zomer 1956, haastten zich elf kinderen naar het grasveldje achter de Heideschool, zo ‘n 2 kilometer buiten het dorp. Ik werd als laatste gekozen in het elftal, niet zozeer omdat ik goed kon voetballen, maar vooral omdat ik in het bezit was van een ouderwets stel voetbalschoenen. Deze schoenen waren nog voorzien van een achttal noppen, dat met spijkertjes in de zool was vastgezet. Bij gebruik sleten de noppen af en kwamen de spijkertjes venijnig te voorschijn. Zo werd ik een geduchte voetballer.

    De wedstrijd was een strijd tegen de ongelovigen, want de kinderen van de heideschool werden door ons “heidenen” genoemd. Ze waren protestant en niet katholiek, weer zo‘n voorbeeld van een caleidoscopisch verschil tussen ons dorp en z ‘n omgeving. De “heidenen” hadden de gewoonte om iedere woensdag- en vrijdagmiddag over het hek rond de Theresia school, onze school, te klimmen. Zij vielen de kinderen op het schoolplein aan. En zij waren sterk, altijd sterker dan wij waren. De strijd op het schoolplein resulteerde in beurse benen en nog blauwere ogen, een onnatuurlijk blauw voor zover onze ogen al niet blauw waren. Zij wierpen zich met een ontembare wildheid op de onzen.

    Een kruidenier met een winkel naast de Lagere School, voor zover ik mij herinner Wiegers, maakte zich zorgen over de gekwetste kinderen, die huilend om hulp zijn winkel binnenkwamen. In overleg met de dorpsoudsten, het hoofd van de school (dhr. Ivens), de pastoor (dhr. Deperink) en de vertegenwoordiger van de middenstand (dhr. Wiegers) besloot men om een voetbalwedstrijd te organiseren tussen de beide scholen. En aan die wedstrijd mocht ik als laatst gekozene meedoen.

    Het grasveld werd met zorg op ongelijkmatigheden onderzocht en goed bevonden. In feite was het een veel mooier voetbalveld dan wij bij onze school hadden. De strijd barstte los en spoedig bleek dat wij eerloos ten onder zouden gaan, net als op het schoolplein. Er werd overgegaan op andere voetbalmethodes om zoniet te winnen, dan toch nog wel de wedstrijd niet ongemerkt aan hen voorbij te laten gaan. Mijn schoenen werden in de strijd geworpen, maar men was blijkbaar ingelicht over ons geheime wapen. Iedereen wist heel erg behendig het vervaarlijke zwaaien en schoppen van mijn schoenen te ontwijken. Er werd zelfs voor gefloten, zodat ik gedoemd was tot een nietsdoen ergens midden op het veld, waar ik enigszins een obstakel kon vormen om hun drang voorwaarts te stuiten. De schoenen werden een blok aan m ‘n been: ze waren te zwaar om vlug over het veld heen en weer te kunnen rennen.

    Tot vlak voor het eind hadden wij geen doelpunt gescoord, en hun score liep al op tot tien. Maar dat ging veranderen, toen ik vol en hard op het voorhoofd werd getroffen bij de uittrap van hun keeper. Om welke reden dan ook maakte ik een sprongetje, de bal raakte mijn voorhoofd, stuiterde terug, en terwijl ik onderuit ging, liet de totaal verraste doelman de terugkerende bal passeren. Een doelpunt, de eer was gered. Ik lag bewusteloos in het gras en hoorde pas later van het doelpunt.

    Terwijl iedereen verslagen, --want we hadden dik verloren-- terugfietste, was ik in een opperbeste stemming. Ik had het gevoel een stuk door de lucht te hebben gezweefd. Later wist ik dat dit gevoel leek op dronkenschap. Zo ‘n doelpunt zou ik nooit meer maken. De jongens van de Heideschool lieten ons daarna met rust op ons schoolplein. De strijd was gestreden.

Conclusie.

 De tijden veranderen ook zonder dat wij daar veel toe bijdragen.

Alwie geïnteresseerd is, wordt gevraagd om commentaar of een verhaal
an te leveren in het Gastenboek!

        

literatuur:

  1. De Gelderlander, vrijdag 31 maart 1995.
  2. Kerkgeschiedenis in het hart van de Achterhoek, Antoon Vos, 1988.
  3. De historie van Zieuwent, Jan en Raymond Boekelder, 1987.
  4. Groot Ethymologisch Woordenboek, van Dale, 1997.
  5. Grote Winkler Prins, 1976.